Een beschermingsleiding in het verdeelsysteem moet zo zijn ontworpen dat deze bestand is tegen de hoogste thermische en dynamische belastingen die ter plaatse van de installatie kunnen optreden.
Momenteel wordt er hard gewerkt aan de vervanger van de huidige Machinerichtlijn, namelijk de Machineverordening. Maar waarom is dit nodig en wat gaat er veranderen? Daarover meer in dit artikel.
Bij de theorie van de impedantie van de foutstroomketen zijn een aantal aspecten van belang, te weten: stroomstelsels, uitschakeltijden, toegepast beveiligingsmiddel en de maximaal toegestane impedantie van de foutstroomketen.
Voordat we het antwoord op de vraag “Wat is een veilige spanning?” geven is het goed om te weten welke spanningsniveaus er aanwezig zijn. Volgens de normen NEN 1010 en NEN-EN-IEC-61936 komen slechts twee spanningsniveaus voor namelijk: laag- en hoogspanning.
Bliksemflitsen naar de aarde kunnen gevaarlijk zijn voor constructies en leidingen. Het gevaar voor een constructie kan resulteren in: schade aan de constructie en aan de inhoud ervan; uitvallen van bijbehorende elektrische en elektronische systemen en/of verwonding van levende wezens in of in de nabijheid...
In de eerdere edities van de NEN 1010 was opgenomen dat maximaal 4 eindgroepen achter een aardlekbeveiliging mochten worden geïnstalleerd. In de NEN 1010:2020 staat dat de kans op het ongewenst aanspreken van de aardlekbeveiliging moet worden beperkt.
Een middenspanningsruimte levert de elektrische energie op laagspanningsniveau. De afbeelding hierna geeft dit schematisch weer. In deze afbeelding zijn de diverse aardingspunten voor een net aangegeven.
Automatische uitschakeling van de voeding is de belangrijkste beschermingsmaatregel tegen indirecte aanraking. In een TT-stelsel kan dit met overstroombeveiliging worden bereikt door toepassing van smeltveiligheden of automaten.
Als aanvullende bescherming kan nog een aardlekschakelaar worden toegepast. Bij directe aanraking met een actief deel ontstaat een foutstroom. De gehele foutstroom zal door het menselijk lichaam gaan.
Voor de buitenkant van het verdeelsysteem moet minimaal IP2X aangehouden worden. Voor plaatsing in een ‘buitenomgeving’ wordt minimaal IPX3 vereist.