In dit artikel worden diverse typen aardlekschakelaars behandeld maar eerst zal een toelichting worden gegeven op het aspect automatische uitschakeling van de voeding.
In deel 5 van de NEN 1010 zijn alle uitwendige invloeden opgenomen. Waar mogelijk zijn ze gekoppeld met een beschermingsmaatregel. Voor het ontwerp van een installatie is het noodzakelijk de uitwendige invloed vast te leggen.
Indien een verdeelsysteem niet door het uitvoeren van temperatuurtesten wordt geverifieerd, maar door berekeningen, geeft het voorschrift aanwijzingen voor de interne kabeldoorsnede.
In schakel- en verdeelsystemen voeren ingebouwde (schakel) componenten, alsmede interne bedrading en eventueel aanwezige railsystemen, stroom. Hierdoor ontstaat dissipatie I2R: warmte ontwikkeling die leidt tot temperatuurstijgingen.
Een goed thermisch ontwerp houdt in dat wordt voldaan aan de basiseis, namelijk dat de temperaturen bij normale bedrijfsomstandigheden niet hoger worden dan maximaal volgens de norm toegestaan.
Indien de ingebouwde componenten zijn bedraad met PVC-geïsoleerd installatiedraad, mag de maximale temperatuur van deze draad niet worden overschreden. Vaak wordt er binnen verdeelsystemen met 90 oC PVC-draad gewerkt (dit in tegenstelling tot elektrische installaties, waarin doorgaans 70 oC PVC-isolatie...
Een transformator wordt toegepast voor het verhogen of verlagen van een wisselspanning en/of voor het galvanisch scheiden van stroomkringen. In dit artikel meer over de gewikkelde transformator.
Momenteel wordt er hard gewerkt aan de vervanger van de huidige Machinerichtlijn, namelijk de Machineverordening. Maar waarom is dit nodig en wat gaat er veranderen? Daarover meer in dit artikel.
Voor leidingen is er een internationaal coderingssysteem bestaande uit negen gegevens. De codering is als volgt: H = geharmoniseerd leidingtype A = erkend nationaal type 03 = U0/U = 300/300 V 05 = U0/U = 300/500 V 07 = U0/U = 450/750 V De gegevens bij de cijfers 3, 4 en 5 zeggen iets over de constructie...
De maximale thermische belasting van een leiding bij kortsluiting kan worden bepaald door de formule: t = de tijd dat de kortsluitstroom loopt k = een factor waarin de materiaaleigenschappen (isolatie, kernmateriaal) zijn verwerkt A = de doorsnede van de betreffende geleider I = de effectieve kortsluitstroom...