afbeelding 5.Afbeelding 5: Acceptabele foutspanning op een installatie.In de uitvoering, zoals weergegeven in de eisen van NEN 1010, wordt vaak voor een eenvoudigere opzet gekozen van de beschermingsmaatregel ‘automatische uitschakeling van de voeding’.Bijzondere omstandighedenIn bepaalde gevallen wordt in hoofdstuk 7 van de NEN 1010 de spanningswaarde van ELV-ketens beperkt tot een
Automatische uitschakeling van de voeding is de belangrijkste beschermingsmaatregel tegen indirecte aanraking. In een TT-stelsel kan dit met overstroombeveiliging worden bereikt door toepassing van smeltveiligheden of automaten.In onderstaande afbeelding is een schema van een TT-stelsel weergegeven.TT-stelsel.In dit stelsel zijn de volgende impedanties van belang:ZL = de impedantie
Als aanvullende bescherming kan nog een aardlekschakelaar worden toegepast. Bij directe aanraking met een actief deel ontstaat een foutstroom. De gehele foutstroom zal door het menselijk lichaam gaan.Die bedraagt ten minste enkele honderden ohm, tot meer dan 1000 Ω. Om toch een uitschakeling te krijgen, moet een gevoelige aardlekschakelaar worden toegepast.AardlekschakelaarOnderstaande
Bij een TN stelsel moet zijn voldaan aan de volgende formule: ZS· IA < Ufwaarbij:ZS = de impedantie van het aardfoutcircuit (Ω);IA = de stroom die zorgt voor tijdige uitschakeling van de aardfout (A);Uf = de voedende spanning, in de regel de fasespanning 230 V (V).Voorbeeld van een TN-S-stelsel.Overstroombeveiliging in TN-stelsel
gegeven waarden, dan is de toepassing van een overspanningsafleider niet nodig. Dit geldt als de voeding wordt gerealiseerd door een ondergronds aangelegd net, hetgeen meestal het geval is. De overspanning die optreedt in een installatie ten gevolg van een indirecte (niet nabije) bliksemontlading zal in de regel onder de genoemde spanningen liggen.Overzicht van de diverse categorieën
waarbij stromen door de PE-geleiders zoveel mogelijk worden voorkomen.In onderstaande afbeelding is de basisstructuur aangegeven van een voeding met een MS-LS transformator die verbonden is met de hoofdverdeelinrichting. Het sterpunt van de transformator is verbonden met:•de hoofdaardrail van de installatie met een PE-leiding;•de PE-rail van de hoofdverdeelinrichting met een PE-geleider;&bull
overspanningsbeveiliging(en) (SPD) in de voeding naar de installatie;•Het spanningsniveau.Overspanningsbeveiliging(en)Het beveiligen tegen transiënte overspanningen kan door het aanbrengen van overspanningsbeveiliging(en) in de elektrische installatie. De keuze en de installatie van overspanningsbeveiligingen is in bepaling 534 van de NEN 1010 verder uitgewerkt. Bij het bepalen of er al dan
toepassing van meerdere voedingen (transformatoren) is het van belang om de aardingsvoorziening heel eenduidig aan te leggen.In onderstaande afbeelding is de basisstructuur aangegeven van een voeding met een MS-LS transformator die invloed heeft op een hoofdverdeelinrichting. Het sterpunt van de transformator is verbonden met:•de hoofdaardrail van de installatie met een PE
eenduidig aan te leggen. In de afbeelding hieronder is de basisstructuur aangegeven van een voeding met een MS-LS-transformator die invoedt op een hoofdverdeelinrichting. Het sterpunt van de transformator is verbonden met:•de hoofdaardrail van de installatie met een PE-leiding;•de PE-rail van de hoofdverdeelinrichting met een PE-geleider;•de N-rail van de
beveiligingsmiddel aanspreekt. De automaten die in installaties worden toegepast zullen een L- of U-karakteristiek hebben (oude typen) of een B-, C of D-karakteristiek. In de onderstaande tabel is te zien bij welke stroom de verschillende typen automaten in het elektromagnetisch gedeelte uitschakelen. Dit is nodig om een voldoende snelle uitschakeltijd te krijgen.Grenzen van elektromagnetische uitschakeling
- Vorige pagina
- You're on page 1
- 2